Chris Packham duikt onder de huid van een slang om te ontdekken wat hen tot een van de meest succesvolle roofdieren op aarde heeft gemaakt. Hun eenvoudige lichaamsplan verbergt opmerkelijke aanpassingen die hen in staat stellen om te wedijveren met hun tegenhangers met ledematen, vleugels en vinnen. Chris onthult de verschillende manieren waarop slangen hun lichaam niet alleen gebruiken om te glibberen, maar ook om te klimmen, vliegen en zwemmen. Hij onderzoekt hoe ze hun zintuigen gebruiken om te jagen, van warmtegevoelige putten die worden gebruikt om prooien in het donker te vangen tot tongen die worden gebruikt om vissen te lokken, en hoe gif niet alleen werkt om prooien te doden, maar ook om ze voor te verteren.